Je zal misschien wel eens opgemerkt hebben dat de Belastingdienst letters gebruikt voor aangiftes en aanslagen.
De code die op de aangifte of aanslag staat, begint altijd met jouw BSN- of fiscaal nummer. Daarna wordt de soort aanslag uitgedrukt met een letter. Handig om de betekenis van die letters te snappen, voor als je van een bepaalde code niet meer weet op wat voor belasting of op welke periode deze betrekking heeft.
Maar wat betekenen deze Belastingdienst codes eigenlijk? Welnu, ze geven alle informatie over het soort aanslag, maar ook over de periode van deze aanslag.
We zullen je een overzicht van de gebruikte coderingen geven met de betekenis ervan:
De betekenis van de letters vermeld in de code
De codering in letters voor de Inkomstenbelasting
H: Inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen
N: Inkomstenbelasting voor gemoedsbezwaarden (als je vanuit jouw levensovertuiging of geloof jezelf niet wilt verzekeren tegen ziektekosten)
De codering in letters voor de Zorgverzekeringswet
W: Zorgverzekeringswet
De codering in letters voor de Motorrijtuigenbelasting
M: Motorrijtuigenbelasting
Y: Naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting
De codering in letters voor Overigen
Z: Overige
De codering in letters voor de Toeslagen
T: Eindigend op een 1 – Kinderopvangtoeslag
T: Eindigend op een 2 – Huurtoeslag
T: Eindigend op een 3 – Zorgtoeslag
T: Eindigend op een 4 – Kindgebonden budget
Voor bedrijven zie je voor de letter altijd eerst het fiscaal nummer.
De codering in letters voor de Omzetbelasting
B: Omzetbelasting
F: Naheffingsaanslag omzetbelasting
O: Teruggave omzetbelasting
De codering in letters voor de Loonbelasting
L: Loonheffing
A: Naheffingsaanslag loonheffing
J: Teruggave loonheffingen – bijdrage zorgverzekeringswet
De codering in letters voor de Vennootschapsbelasting
V: Vennootschapsbelasting
De betekenis van de cijfers vermeld in de code
We hebben je al verteld dat je vóór deze letter het BSN of fiscaal nummer zult zien; na de letter vinden de tijdvak codering en de status codering plaats. Dit werkt op de volgende manier:
Eerst wordt het laatste cijfer van het jaar of het jaar met periode weergegeven, hierna volgt de zogeheten statuscodering:
Er zijn 10 statuscodes:
De codes 0 tot en met 5 willen zeggen dat het om de 1e tot en met de 5e voorlopige aanslag kan gaan.
Code 6 wil zeggen de Definitieve aanslag en met de codes 7 tot en met 9 worden de 1e tot en met de 3e navorderingsaanslag bedoeld. Code 7 is dan de eerste navorderingsaanslag, code 8 de tweede, enzovoort.
De periodecodes zijn maandnummers of kwartalen:
21 staat voor 1e kwartaal
24 staat voor 2e kwartaal
27 staat voor 3e kwartaal
30 staat voor 4e kwartaal
400 staat voor een heel jaar
500 staat voor een heel jaar
Voorbeelden
Hier volgen een aantal voorbeeld van codes. De eerste 9 cijfers zijn altijd het BSN-nummer of het fiscaal nummer van de onderneming.
1234.56.789.H.86 = Definitieve aanslag inkomstenbelasting 2008
0000.00.000.H.96 = Definitieve aanslag inkomstenbelasting 2009
De reeks cijfers voor de H is het fiscaal nummer, de 6 staat voor Definitieve aanslag
1359.24.680.F.01.5210 = Naheffing omzetbelasting 1e kwartaal 2015
0000.00.000.F.01.4210 = Naheffing omzetbelasting 1e kwartaal 2014
De reeks cijfers voor de F is het BSN nummer, 21 staat voor 1e kwartaal
4321.00.321.A.01.8120 = Naheffing loonheffing december 2008
De reeks cijfers voor de A is het fiscaal nummer, de 12 staat december.
Na het lezen van dit artikel kun je nu waarschijnlijk bepalen om wat voor code het in jouw geval gaat.
Heb je er nog steeds wat moeite mee? Er bestaan rekentools om de codes ‘te vertalen’!